Het Parool interviewde me over de zaak Pim Lammers en het onderwerp pedofilie. Ik stemde toe in een interview per mail, het onderwerp vergt een zorgvuldige formulering. Ik weet niet wat de journalist er uiteindelijk van heeft gemaakt, maar onderstaand de vragen en antwoorden:

Beste Roelf Jan, onderstaand mijn antwoorden.

– Past de zaak-Lammers binnen een bredere maatschappelijke trend?

Dat denk ik wel. Het incasseringsvermogen van onze samenleving lijkt in hoog tempo te eroderen. Onwelgevallige meningen worden direct de kop ingedrukt, vooral dankzij het adhd-karakter van de sociale media – er is geen tijd meer voor reflectie. Maar ook de overige media worden gegijzeld door kijk- en klikcijfers, moeilijke onderwerpen worden gemeden of teruggebracht tot een behapbaar frame. 

Daar komt nog bij dat is een periode van sociale en/of economische onrust er een collectief onbehagen ontstaat dat op de een of andere manier moet worden afgetapt. Er is een sociaal ventiel nodig dat de opgebouwde spanning laat ontsnappen. Mensen hebben altijd zondebokken gecreëerd om die functie te vervullen. Meestal betreft het dan een onwelgevallige, kwetsbare minderheid – zie de geschiedenis van de mensheid.  

– Bewijst deze kwestie dat de ruimte voor schrijvers om zich vrij te uiten binnen literatuur onder druk staat?

Zowel de ruimte binnen als buiten de literatuur staat onder druk. Aan de ene kant beschouwen we taal nog altijd als het belangrijkste representatiesysteem van de werkelijkheid, dat bewijst de zaak-Lammers eens te meer, terwijl we aan de andere kant met lede ogen toezien hoe het onderwijs al jarenlang taal- en symboolblinden blijft afleveren. Die spagaat zie ik de komende jaren alleen maar groter worden. Met alle gevolgen van dien. 

– Wat zijn daar de risico’s van?

Het vermogen om moeilijke onderwerpen genuanceerd te beschouwen verdwijnt. Vooroordelen schreeuwen voortdurend om bevestiging; het is niet alleen goed om je daar van bewust te zijn, maar ook om de bekwaamheid te bezitten om daar op een constructieve manier mee om te gaan. Opvoeding en onderwijs kunnen daar een rol bij spelen. Maar ook de politici spelen een belangrijke rol, zij zijn de vertegenwoordigers van het volk. Veel mensen spiegelen zich (terecht) aan hen. En laten we eerlijk zijn, de politiek is al jarenlang geen fraaie spiegel.

– Wat zegt deze kwestie over de (over-) gevoeligheid ten aanzien van pedofilie?

Er bestaat veel onbegrip en onwetendheid over pedofilie, dat zorgt voor angst. Het is een geaardheid die al zo oud is als de mensheid – én de natuur, ook bij dieren komt het veelvuldig voor. Onze opvattingen over die geaardheid verschillen per tijdsgewricht. We kunnen ons nu niet meer voorstellen dat het in de oudheid tot prestige leidde. Hoe dan ook, wat velen vergeten, of niet willen horen, is dat circa tachtig procent van het huidige kindermisbruik plaatsvindt in gezinnen, families. Niet door pedofielen, maar door zogenoemde ‘gelegenheidspedoseksuelen’ – vaders (en moeders) vormen dus een grotere bedreiging voor kinderen dan mensen met een pedofiele geaardheid. Mochten we dat eindelijk eens erkennen en dáár het beleid (en de beeldvorming!) op richten, dan kunnen we elk jaar veel ellende voorkomen. Dan maken we eindelijk eens voldoende geld en professionaliteit vrij voor de jeugdzorg en het onderwijs. 

– En wat zegt dit over het begrip/onbegrip ten aanzien van literatuur?

Niet alleen de literatuur staat onder druk, de hele kunst- en cultuursector heeft het zwaar. Dat komt vooral ook voort uit de politieke wind die de afgelopen decennia door het land woei. Cultureel ondernemerschap was het toverwoord, marktdenken. Terwijl er al zo veel ondernemers zijn in ons land. De immateriële kant van het leven wordt structureel veronachtzaamd, terwijl daar juist de toekomst ligt – immateriële behoeftebevrediging.

En de kunstenaars en instellingen die in aanmerking willen komen voor een subsidie moeten het vigerend beleid bevestigen. Terwijl de forte van de kunst juist is dat het beleid wordt bevraagd, vanuit een autonome positie.

Ik leg op dit moment de hand aan een kloeke libertijnse roman, een genre dat in Nederland geen traditie kent. Ik laat me daarbij inspireren door schrijvers als Comte de Lautréamont, Georges Bataille, Pierre Guyotat, Anaïs Nin, Catherine Millet en (uiteraard) Marquis de Sade. Voor het eerst ben ik bang dat een boek van mij niet wordt gepubliceerd.

Immer overmoedig voorwaarts!

Gr. A.