In dagblad de Limburger is vandaag een opiniestuk van A.H.J. Dautzenberg verschenen. Klik hier voor de tekst of zie onder:

‘Een nieuwe lente en een nieuw geluid.’ De openingsregel van het epische natuurgedicht Mei staat nu al bijna anderhalve eeuw symbool voor de aanroep tot verandering. Wat de intenties van Herman Gorter ook waren, de regel is een eigen leven gaan leiden en de woorden lijken zelfs speciaal geschreven voor deze tijd, een in alle opzichten turbulente periode waarin ecologie en economie elkaar uitdagen tot een finale strijd.

Die krachtmeting lijkt bij voorbaat beslist te worden door de macht van het getal – ‘money maken’ als een levensvervulling, een belijdenis. Bovendien maakt onze (materiële) behoeftebevrediging vooralsnog geen gemene zaak met de lange termijn. Een paradigmaverschuiving is noodzakelijk. Een mogelijke oplossingsrichting: de behoeftebevrediging van een immaterieel karakter voorzien. Dat kan door de verbeelding te vieren, de binnenwereld te verkennen.

In mei, de maand waarin de natuur weer begint te zingen, verbleef ik op uitnodiging van het kersverse festival Wanderlöss een week in een vakantiehuisje in Beutenaken, in het hart van het Gulpdal. Ik wandelde door het heuvellandschap en raakte onder de indruk van de symfonie van kleuren en klanken; de impressies bléven komen en buitelden speels over elkaar heen. Ik besloot een wandeling uit te zetten in dit ronduit magische gebied en die te verbeelden op een tweetal manieren: een lang gedicht en een sonische expeditie – het innerlijk oog kan dan zelf construeren, schilderen.

Met dit tweeluik breng ik niet alleen een ode aan het landschap, maar ook aan Mei van Herman Gorter, het hoogtepunt van de Beweging van Tachtig, een (te korte) periode in de Nederlandse literatuur waarin romantiek en verbeelding uitbundig werden gevierd. Het naturalisme nam het al snel weer over, om daarna alleen maar in kracht toe te nemen. Nederland veranderde gestaag in een BV waarin ondernemerschap en marktdenken als hoogste vorm van beschaving worden gezien, waarin shoppen uitgroeide tot een heuse hobby en waarin het woord sprinkhaan een nieuwe, omineuze betekenis kreeg. Het literaire bedrijf spiegelde die ontwikkeling.

Net als Gorter bejubel ik met Een wandeling in Mei de overvloedige levenslust van het voorjaar. En wellicht draagt het tweeluik bij aan een sublimering van de natuur, zodat die niet langer wordt gedegradeerd tot een glosse, een asterisk of een door de rechter geveld vonnis. Verbeelding is waarschijnlijk de enige weg die daadwerkelijk tot een Nieuw Geluid kan leiden – literatuur, kunst, religie. Om Gerard Reve te parafraseren: laten we buigen voor het mysterie, niet voor een rekensom.

Tot slot een voorbeeld uit de praktijk. Samen met Rob Moonen, de kunstenaar die mij hielp met de productie van de sonische expeditie, gaf ik onlangs een workshop in het Gulpdal. De deelnemers kregen om de beurt een koptelefoon en onze opnameapparatuur, om op zoek te gaan naar een narratief in de natuur. Daarmee wandelden ze door de zachtgroene meent, het bos, langs de oevers van een glariënd vennetje. We verzochten ze onderweg hun gedachten of impressies uit te spreken, zodat wij die konden terugluisteren.

Vrijwel alle deelnemers spraken nauwelijks, of hooguit met zachte stem, bijna fluisterend. Ze waren onder de indruk van de versterkte geluiden, schrokken van hun (luidruchtige) aanwezigheid en wilden de natuur vooral niet verstoren. ‘Ik ga proberen er zoveel mogelijk niet te zijn, zodat ik de insecten kan horen. […] Ik doe de hele tijd alsof ik er niet ben, maar je hoort me toch. […] Ik voel me te gast in de natuur.’

Voor wie dit alles te poezelig vindt, te woke, luister eens naar de recente albums van de (black)metalbands Gojira en Wolves in the Throneroom. De liefde voor de natuur wordt daarop letterlijk uitgeschrééuwd.

A.H.J. Dautzenberg (Heerlen, 1967) is schrijver en econoom.

Een wandeling in Mei verschijnt bij Uitgeverij Pluim. Het tweeluik wordt op 2 oktober tijdens het festival Wanderlöss in Gulpen gepresenteerd.