A.H.J. Dautzenberg schreef het eerste deel van het drieluik De Wet, voor Wunderbaum en de Koninklijke Vlaamse Schouwburg.

NRC:
Het eerste deel, geschreven door Anton Dautzenberg, is een reconstructie van het proces tegen een Somalische piraat. De acteurs spelen advocaat, activist, rechter en officier van justitie. Ieder schetst een ander beeld van de verdachte. Is het een schurk of een tot wanhoop gedreven werkloze visser? Zijn kapers eigenlijk slachtoffer, gedwongen door criminele bendes, uit het Westen bovendien? Dautzenberg toont de hondsmoeilijke dilemma’s rond berechting van dit soort criminaliteit, en werpt een verwarrend nieuw licht op het fenomeen (of mediabeeld?) van de Somalische piraat.

Culture Remains:
Voor het theatrale drieluik De Wet schrijft Anton Dautzenberg voor het eerste deel een toneeltekst. Het theatercollectief maakt er met simpele verve een intrigerende opener van (…) Deel een is sterk; de rechtszaak tegen de Somaliër die beschuldigd wordt van piraterij blijkt een farce, een toneelstukje, opgevoerd door marionetten van sociale en legale wetten. Wunderbaum kent als geen ander met puik acteerwerk en goede tekstuele vondsten de verwarring die ze zelf zaait belichamen op het podium. Een pleidooi aanhoren was nog nooit zo interessant.

De Volkskrant:
Het eerste deel is geschreven door auteur Anton Dautzenberg, zijn toneeldebuut. Het is een re-enactment van een rechtszaak tegen een Somalische piraat. De aanklager (Walter Bart) bepleit telkens emotionele afstand om de wet correct te kunnen handhaven. De advocaat (Scarlet Tummers) schetst juist een schrijnend beeld van de leefsituatie van de Somalische vissers. De activist (Willy Thomas) ziet overal complotten. En het volk (Wine Dierickx) wil alleen maar minder Afrikanen in Europa. De betogen worden doorspekt met grappige flauwiteiten en laveren handig tussen klucht en documentaire.

Knack:
Om het ‘zwaaiende vingertje’ te vermijden zet Wunderbaum gniffelend in op een soort fris en grotesk rock-‘n’-roll-theater met een vlijmscherpe missie. Dat blijkt ook uit het eerste deel waarin we de trieste berechting van een Somalische piraat (‘Neen, een veiligheidsagent!’, schreeuwt zijn advocaat) meemaken en een al te gladde ‘fact checker’ voor joligheid zorgt terwijl de machtige houtskooltekeningen van Rinus Van de Velde het scènebeeld domineren.

De Standaard:
Voor het eerste deel schreef Anton Dautzenberg, onder meer bekend van het fake interview met Lemmy van Motorhead in Humo, een rechtbankdrama (…) Met elk betoog wordt de zaak meerduidiger. Bekijken we ‘Europees’ of ‘neokoloniaal’ recht? (…) Het is Dautzenbergs eerste theatertekst, en dat merk je. Over enkele snelle vondsten, zoals de actrice uit het publiek en de dwang van de voorgeschreven tekst, draait Pirandello zich om in zijn graf. Deed hijzelf een eeuw geleden al.

Cobra.be:
We krijgen een ontzettend interessante en documentaire analyse voorgeschoteld waarbij de werkelijkheid niet zo zwart-wit is als de grote tekeningen over de piraat van Rinus van de Velde op scène suggereren. Er wordt uiteindelijk geen oordeel geveld in de zaak, maar wel subtiele kritiek gegeven op onder andere het werken met een volksjury en de invloed van het politieke systeem van peilers à la Maurice de Hond.

De correspondent:
Het drieluik opent met een reconstructie van een rechtszaak tegen een Somalische piraat, die qua vorm het midden houdt tussen een klucht en een tragedie. Centraal in het stuk staat de rechter die zich een oordeel moet vormen. Dat blijkt nog niet zo eenvoudig, want wat is een piraat? En wat doen die grote Nederlandse schepen daar?

Annelies Verbeke:
In het geval van de Somalische piraat lijken de wethouders dan wel opgewassen tegen de wat al te bezield reagerende activist, het kluwen van perspectieven en profiterende partijen dat aan deze individuele casus is verbonden, zorgt uiteindelijk vooral voor verwarring. Wat overblijft is een impasse rond de formulering in een wettekst en de rechtse litanie van iemand die ‘het volk’ vertegenwoordigt – waarin erop wordt gehamerd dat niet enkel de buitengrenzen van het continent moeten worden bewaakt, ook de Oost-Europeanen moeten hier vooral wegblijven (…) Een gedachte die in ‘De wet’ geregeld wordt verwoord, en volgens mij de kern van de zaak, is dat de wet van emotie moet worden gevrijwaard. Het is een premisse waarmee je het denkt eens te zijn, tot je haar in een context ziet. De ene keer is ‘de wet van emotie vrijwaren’ een al te vanzelfsprekend uitgangspunt, dat ervoor zorgt dat al wat volgt in een absurd kader wordt geplaatst, de andere keer is het een in paniek uitgesproken mantra. Theater kan de mondiale, met elkaar verbonden problemen waar we middenin zitten niet oplossen. Maar een publiek zo gericht, zo dwingend, en met zoveel kennis van zaken op de pijnpunten wijzen, overtreft wat mij betreft elke verwachting.

Enola:
Auteur Anton Dautzenberg schreef voor het eerste deel van De Wet een tekst gebaseerd op Nederlandse rechtszaken tegen Somalische piraten. De personages op scène proberen één voor één hun slag te slaan in een betoog over een voorbije rechtszaak: de advocaat, de officier van justitie, de activist en de volksvertegenwoordiger. Niet alleen de acteurs maar ook de personages kennen hun tekst uit het hoofd, en lijken slechts marionetten van justitie. Dit wordt geïllustreerd met de nodige humor van actrice Wine Dierickx – zij wordt “toevallig” geselecteerd uit het publiek als volksvertegenwoordiger – en activist Willy Thomas. De enige afwezige is de Somaliër waar alles om draait. Hij is enkel te zien op de imposante houtskoolportretten van kunstenaar Rinus Van de Velde (…)Voor mensen die op zoek zijn naar heldere antwoorden en duidelijke aanwijzingen, is De Wet hoogstwaarschijnlijk een teleurstelling, maar voor diegenen die genoeg hebben aan relevante vragen en kunnen genieten van het enthousiasme en engagement van een groep boeiende kunstenaars, is deze voorstelling een ware parel.

H Art:
Dubbelzinnigheid is tekenend voor een spanning die deze voorstelling drijft: is de ene Afrikaan inwisselbaar voor de andere? Zien wij hen als individuen of als een type: de abstracte ‘Ander’? Dezelfde vraag kan je ook stellen met betrekking tot de rechter, advocate, aanklager en ‘fact checker’ die tijdens het proces het woord nemen. De acteurs van het gezelschap Wunderbaum en KVS zetten hen overtuigend als griezelig herkenbare ‘individuen’ neer. Zeker Wine Dierckx’ personage kon zo van de straat geplukt zijn: ze speelt de rol van de ietwat naïeve, maar niet op haar mondje gevallen binnenhuisarchitecte die uit het publiek wordt geplukt om het proces de stem van het volk te vertegenwoordigen.

Cutting Edge:
In een eerste luik grijpt het ensemble de huidige problematiek rondom de Somalische piraterij aan. Schrijnend om te zien is dat onze rechtspraak vandaag perfect mogelijk lijkt zonder de stem van de beklaagde persoonlijk te aanhoren. Zolang diens belangen worden behartigd, maalt niemand om zijn afwezigheid. En wie beperkt zich in een dergelijke zaak eigenlijk tot feiten? (…) Met flauwe moppen en gekunstelde intermezzi wordt een op zichzelf behoorlijk boeiende tekst gebagatelliseerd.

Theatermagezien:
Met De Wet vinden de makers aansluiting bij wat ooit als documentair actueel theater kon worden meegemaakt. Theater dat niet vertrekt van kant-klare stukken en zich laat inspireren door actuele gegevens. Theater waarin de speler niet een mogelijk evoluerend type of een karakter vertolkt in een verhaal, maar een mening, een toestand, een toelichting, een houding of verhouding kwijt wil (…) Vooral van belang is dat deze manier van theater maken een publiek direct confronteert met een concrete politieke situatie. Maar daarmee is het laatste woord over wet, rechtvaardigheid en democratie niet gezegd. Gezelschappen als Wunderbaum kunnen echter door hun ongekunstelde directheid mede de vinger op de wonde leggen van een cultuurbeleid dat te sterk onder de dwang van media en consumptie lijdt en voor politieke wetgevers nog altijd geen prioriteit blijkt te zijn.