Blijkbaar moet de journalistiek opnieuw geijkt worden… Zelfs het Radio 1-journaal besteedde er aandacht aan, tussen Japan en Libie in… Mijn reactie op de ophef over mijn ‘interviews’ met Lemmy, zoals verstuurd naar de pers, meer wil ik er niet over kwijt:
Wat is werkelijkheid? En, om het nog ingewikkelder te maken: waarheid? Mijn werkelijkheid manifesteert zich, ongegeneerd, als dé werkelijkheid. Terwijl het slecht een werkelijkheid is. Bestaat dé werkelijkheid eigenlijk wel? We moeten het doen met constructies waarover in min of meerdere mate consensus bestaat. Dat die constructies een tijdgebonden invulling krijgen zegt eigenlijk meer dan genoeg. Met religie als meest ‘verheffende’ en wetenschap als meeste ‘harde’ constructie, je moet toch wat. Werkelijkheid. Inderdaad een platgetreden pad. Maar zoals gezegd, je moet toch wat.
Een voorbeeld. De Irak-oorlog, gelegitimeerd door de aanwezigheid van massavernietingswapens die onze lieve wereld bedreigden. Al snel ontmaskerd als een leugen. In de politiek bleef het een keihard feit, aan te wenden naar eigen inzichten. Blair, Balkende en, even slikken, Verhagen deden er hun voordeel mee. Het volk vond het goed, waarom ook niet, je moet érgens voor staan.
Voorbeeld twee. Het CDA, de ruggengraat van ons nationaal geweten. Opnieuw leugens, dit keer om nationale macht te verwerven. PVV dit, PVV dat, of wacht, nee, toch dit, soms dan. Het journaille slikt het als zoete koek. Ach, verkiezingsretoriek… Leers en, even slikken, Verhagen creëerden hun eigen werkelijkheid en hebben daar nog altijd veel succes mee. Inspirerende voorbeelden.
Werkelijkheid. Als schrijver verken ik dit thema. Ik probeer de werkelijkheid te duiden, manipuleren, transponeren, vermenigvuldigen en, godbetert, te negeren. In mijn verhalenbundel Vogels met zwarte poten leidt dat tot meesterlijke verhalen. Althans, volgens het journaille – en die hebben er toch verstand van? In mijn werk voor de VPRO verken ik dit thema op weer een andere manier: ik bouw mijn veronderstelling dat non-fictie niet bestaat uit en wandel vervolgens door de ontstane schemerzone, uitkomst onbekend. Mijn roman Samaritaan speelt met de heersende constructies over ethiek (in de gezondheidszorg); aanstellerij in het wit, zeg maar.
Bij mijn eigen aanstellerij probeer ik de moraal buiten te sluiten, zogenaamde grenzen en andere geestelijke piketpaaltjes te negeren. Soms lukt dat, is mijn interpretatie. Vaak leidt dat tot commotie, is mijn ervaring. Het zij zo. Het zijn experimenten, en die mogen mislukken. Uiteindelijk heeft het leven toch geen zin, om met Schopenhauer en – mijn favoriet – Camus te spreken. Als Sisyphus blijven wij onze rotsblokken omhoog duwen, eindeloos. En daar mag je best muziek bij maken. Je moet toch wat.
Uit de ophef kan ik concluderen dat het fabuleren het particuliere domein van de politiek is geworden. Schrijvers mogen zich daar niet aan bezondigen. Laat ik me daar nu eens niets van aantrekken.