Brabant Cultureel:
De nieuwe roman van Anton Dautzenberg stelt het uithoudingsvermogen van de lezer op de proef. Het eerste deel van het boek is een abstracte beschrijving van een odyssee, het tweede deel doet wat je als lezer verwacht, je het verhaal intrekken. […] Indringend en ongepolijst beschrijft Dautzenberg wat, nogmaals de ik-figuur, doormaakt. De breuk met zijn geliefde komt als een mokerslag binnen bij iemand die toch al moeizaam door het leven gaat. Dit is literatuur die je bij de kladden pakt en je meetrekt in de poel van ellende en die aan het eind bizarre vormen aanneemt. Of deze raadselachtige roman daadwerkelijk het papieren vlot is waarmee Dautzenberg zich kan redden is echter nog maar de vraag.

Limburgs Dagblad:
Dautzenberg ontpopt zich meer en meer als een bijtertje in de letteren, een man met een missie. Met een verbijsterende productiviteit. Lodewijk van Deyssel had dat ook. En Multatuli. Je kon je indertijd abonneren op zijn geschriften. Ideën noemde hij ze. Je kreeg dan een verhaal of humoristische grafschriften op politici of een toneelstuk. Geef het maar een naam. Tegenwoordig moet het roman heten, anders verkoopt het niet, maar zo’n serie Ideën past echt bij Dautzenbergs productiviteit. Wie ook bij hem past? Zeker gezien de laatste jubelende passages van Geestman? Johnny – The Selfkicker – van Doorn en diens ‘magistraal stralende zon’. Net als de rest van de VPRO Herenleed club, Armando en Cherry Duyns, en hun formeel geestige taalgebruik. Geestman is goed, man. Doe alleen even je best. (****)