Een paar maanden geleden liep ik boekhandel Athenaeum binnen. ‘Anton!’ Wim Brands stormde op me af, geestdriftig als altijd. ‘Kom mee, ik heb je mening nodig.’ Ik liep achter hem aan naar de tafel met nieuwe oogst. Hij pakte een boek van een hoge stapel en gaf het aan me. ‘Lees de eerste pagina en zeg me wat je ervan vindt.’ Ik keek naar het omslag: Lieveling van Kim van Kooten. ‘Weet je wat de eerste druk is?’ Voor ik antwoord kon geven, riep Wim: ’Vijfenzeventigduizend! En het voorschot? Anderhalve ton. Anderhalve ton! Lees de eerste pagina!’ Ik sloeg het boek open en probeerde de eerste zinnen te lezen. ‘Dat is toch geen literatuur!’ fulmineerde Wim. ‘Jij hebt er verstand van, wat vind jij? Dat is toch geen literatuur!’ Ik zei dat het toch niet uitmaakte of het wel of geen literatuur was. Wim keek me verbaasd aan. ‘Iets anders. Ik zal je binnenkort uitnodigingen voor mijn programma, ik heb nog iets goed te maken.’ (In 2014 was ik samen met Diederik Stapel te gast om te praten over De Fictiefabriek. Anders dan hij in het enthousiaste voorgesprek suggereerde, ging het tijdens de uitzending nauwelijks over het boek. Diederik werd hard aangepakt, hij moest zich opnieuw publiekelijk verantwoorden. Bij het verlaten van de opnamestudio zei Wim: ‘Dat moest ik doen, anders krijg ik maandag in NRC van Hans Beerekamp op mijn kop.’) Ik zei dat hij niets goed te maken had, zo gaan die dingen. Ik meende het. Bovendien vond ik zijn eerlijkheid destijds aandoenlijk. Wim boog nu iets voorover. ‘Weet je Anton, ik ben depressief.’ Ik keek hem een beetje geamuseerd aan, want dit was een gek bruggetje. ‘Aan jou kan ik dit wel vertellen, want je weet wat het is.’ Meende hij dit? Ik vroeg door, maar hij werd opeens afwerend, alsof hij schrok van zijn eigen woorden. Het viel allemaal wel mee, zei hij, hij had het eerder meegemaakt. Opeens kwam Herman Koch binnen. Wim stormde op hem af met het boek van Kim van Kooten. Ook Herman moest de eerste pagina lezen. Ik keek van een afstandje toe. Wim was de hele tijd aan het woord. Even later nam ik afscheid van hem, want ik was uitgenodigd om de promotie van Arjen Fortuin bij te wonen, in de Oude Lutherse Kerk aan de overkant. Herman zei dat hij daar ook naartoe ging. Samen liepen we naar buiten. Wim ging niet mee, hij had al genoeg promoties meegemaakt.