Een recensie in Awater, van Rob Schouten:
Ooit schreef Jan Hanlo het gedicht ‘De Mus’: ‘Tjielp tjielp – tjielp tjielp tjielp’ enzovoort. Het is natuurlijk niet verboden maar wel onraadzaam zoiets na te doen en toch is het ongeveer dát wat A.H.J. Dautzenberg, onverveerd als altijd, doet in zijn bundel Niet het krassen van de kraai. […] Dit is natuurlijk geen poezie om te lezen, hoogstens om naar te kijken want Dautzenberg heeft er beeldpoezie van gemaakt, met enige fantasie kun je in al die door hem weergegeven geluiden vogelvluchtjes en -dansjes zien, en dat een behoorlijk dikke bundel lang. Je zou het ‘de innerlijke stem’ van de dichter kunnen noemen maar dan provocerend. Je onttrekt je namelijk, ondanks het serieuze nawoord, niet aan de indruk dat Dautzenberg met zijn tinnitus-gedichten ook een lange neus tegen de gevestigde poezie trekt. ‘Minnelijk gezang’ noemt de dichter zelve zijn atonale werk maar op de meeste lezers zal het toch voornamelijk als het zo verfoeide gekras overkomen.