Twee recente recensies:

Meander:
Met Niet het krassen van de kraai heeft Anton Dautzenberg een jaloersmakende bundel uitgebracht. Hij kreeg van de uitgever alle ruimte om de bundel tot in de perfectie vorm te geven. […] Heeft dit ook tot interessante poezie geleid? […] Het is moeilijk iets zinnigs over deze ‘gedichten’ te zeggen. Ze zijn volkomen abstract, er komt geen woord in voor, laat staan een zin. […] En dan zijn variatie op ‘De Mus’ van Hanlo, waarin de ‘dichter’ het woord ’tjielp’ vervangt door ‘zjiiiyy’. Een vondst. Maar is het allemaal niet te veel eer? Moeten we deze letterformaties wel serieus nemen? Na de vierde lezing kwam ik tot dit inzicht: pf pf pfff nou nou sjhh sjhh sjhh sjhh tssssssss ach ach brrrrrrr.

Poeziekrant, Piet Gerbrandy:
Hoewel de bundel in die zin traditioneel mimetisch is dat er een lijnenspel wordt gebruikt om geluiden af te beelden, is er conceptueel meer aan de hand. Om te beginnen suggereert de negatie in de titel dat het boek iets wil oproepen wat er niet staat, of liever: iets niet wil oproepen wat er wél staat. Daarmee behoort deze poezie tot de magische traditie van Mallermé, die de afwezigheid van een roos wil benadrukken om haar in alle hevigheid voor ogen te zien. Een tweede paradox schuilt in de prachtige vormgeving van niet alleen het boekje als geheel, maar ook de typografie van de afzonderlijke gedichten. […] Nu kun je beweren dat de vormgeving te fraai en regelmatig is voor wat ze wil uitdrukken, maar daarmee zou je een voornaam punt over het hoofd zien. Poezie, en kunst in het algemeen, is immers altijd een wanhopige poging systeem aan te brengen in een inferno aan sensaties. Iedere strofische vorm is een overwinning op de ongrijpbaarheid van wat zich dag na dag, seconde na seconde aan ons voordoet. Wat dat betreft zet Dautzenberg hier ook het project van Petrarca en J.C. Bloem voort. […] Letters zijn hier weliswaar geen conventionele symbolen voor betekenisdragende spraakklanken, maar hun ordening is wel degelijk symbolisch, aangezien het om meer gaat dan zuivere klanknabootsing. De bundel komt eenvoudig op gang met een massief blok aaneengeschakelde u’s, waarna stap voor stap een georganiseerde klankenbrij ontstaat, om op de laatste pagina’s te vervagen. Ik denk dat het niet te ver gaat Dautzenberg een existentieel dichter te noemen. Hoe zei Bloem het ook alweer? Het is even ’tussen twee stilten luid geweest’.