Noordhollands Dagblad over Ik bestaat uit twee letters:
A.H.J. Dautzenberg (1967) staat bekend als het enfant terrible van de Nederlandse literatuur. […] In Ik bestaat uit twee letters laat hij zich van een totaal andere kant kennen: een man die worstelt met zijn eigen depressieve gevoelens, maar ook een vredestichter, een familieman, iemand die belangeloos een vriend in problemen in huis opneemt. […] Het boeit van de eerste tot de laatste pagina. […] Wie scandaleuze onthullingen verwacht, komt bedrogen uit. Weliswaar vertelt Dautzenberg tussen neus en lippen door kleine roddeltjes over collega-schrijvers, maar veel interessanter zijn de passages over zijn moeizame relatie met zijn tweelingbroer, over de band die hij met zijn overleden vader had, zijn kleine verhaaltjes over zijn jeugd en de brieven die hij wisselt met onder meer Ted van Lieshout en Gerbrand Bakker. […] Het is echter vooral de eeuwige worsteling met zichzelf die Dautzenberg op eerlijke wijze beschrijft, de vele momenten van twijfel, het overschreeuwen van die twijfel met branie, die dit boek zo lezenswaardig maken. Waar je wellicht in het begin beducht bent op ‘alternatieve feiten’: bestaat die tweelingbroer wel, heeft Dautzenberg dit of dat wel echt gedaan, besef je gaandeweg dat het er helemaal niet toe doet of alles klopt. Hier is gewoon een heel goed schrijver aan het woord die zichzelf en de wereld om hem heen tot literatuur maakt. (****)

Noordhollands Dagblad over Vijftig Verhalen:
Dautzenberg werd eind vorig jaar vijftig en dat was voor zijn eigen uitgever aanleiding om vijftig van zijn eerdere verhalen te bundelen. Veertig afkomstig uit zijn drie eerdere bundels en tien verhalen die de afgelopen jaren her en der gepubliceerd werden. Het biedt een mooi inkijkje op de ontwikkelingen ion Dautzenbergs werk sinds 2011 (toen de eerste verhalenbundel het licht zag). (***)

De Reactor over Vijftig Verhalen:
Ik moet bekennen dat ik niet eerder een verhaal of boek van Dautzenberg las. […] Zo’n verzameling lees ik niet meteen netjes van voor naar achteren, ik probeer die, nadat de eerste kennismaking me is bevallen, allereerst op grond van mijn persoonlijke preoccupaties intuïtief hier en daar uit. […] Ik vind dat Dautzenberg prima schrijft, helder, bijzonder economisch en doeltreffend; zijn belezenheid is vaak onnadrukkelijk voelbaar en hij schakelt soepel tussen wat wel als ‘hoog’ en ‘laag’ wordt onderscheiden. De vraag of er teksten zijn die beter of juist minder zijn dan andere interesseert me nauwelijks of niet. De afwisseling is belangrijker, waarbij het erom gaat dat er steeds weer figuren, vertellers of personages, optreden die zich een houding moeten proberen te geven in een wereld waarin hun handel en wandel slecht lijken te passen en die hen vervormt. […] Terwijl hij goed (in kwantitatieve zin) cru kan zijn, kan de verhalenverteller Dautzenberg net zo goed (in kwalitatieve zin) geïnformeerd en mooi vertellen over natuurobservaties (zoals in ‘De vogelkijkhut’) en zijn verteller het liefdevol over diens moeder laten hebben (zoals in ‘Op een eiland’). Varianten en variaties. Hoe meer ik over Dautzenbergs verhalen schrijf, des te opmerkelijker ga ik ze vinden.