Shakespeare gebruikte cocaïne, Slauerhoff lurkte aan de opiumpijp, Heinrich Heine en Jules Verne waren verslaafd aan morfine, Robert Louis Stevenson schreef Dr. Jeckyll and Mr. Hyde (hoe toepasselijk) in een coke-roes, Aldous Huxley snoepte volop LSD, Gerard Reve dronk sloten rode wijn, Jules Deelder schreef veel van zijn gedichten op speed, Hafid Bouazza beminde de groene fee en Ed Schilders doopt zijn wijsvingers in wijwater voordat hij zijn hooggestemde stukjes begint te tikken. Apocrief of niet, je zou bijna gaan denken dat schrijvers roesmiddelen nodig hebben om te kunnen werken.

Het is een romantische gedachte: schrijvers evoceren nieuwe werelden, dus ze zullen wel een derde oog nodig hebben. Dat derde oog – voor de spiritueel ingestelden: het zesde chakra – maakt het mogelijk om meer te zien dan we met onze twee fysieke kijkers kunnen waarnemen. Het opent deuren naar andere werkelijkheden, tilt de mens boven zichzelf uit. En dat derde oog kan dus kunstmatig worden geopend – met naald, beker, pil, pijp, pipet, noem maar op.

De behoefte aan een roes is natuurlijk niet aan schrijvers en kunstenaars voorbehouden. Miljoenen Nederlanders hebben dagelijks alcohol nodig om de motor te laten pruttelen. Een paar glazen wijn om even af te schakelen, de convergerende conventies van zich af te schudden, een kratje pils om de pijn van de maatschappelijke mislukking te verdoven. Of een lijntje coke om de carrière te katapulteren naar kille hoogten. Het leven is natuurlijk niet altijd leuk en de dood hangt continu als een donderwolk boven onze hoofden. De zinloosheid moet verdreven, zeker nu het geloof niet meer als opium dient.

Terug naar de schrijver. Talent krijg je niet door drugs te gebruiken – een hol vat blijft hol, ook al gooi je er een lading pillen in. Wellicht dat ze in het gunstigste geval het talent kunnen intensiveren, maar meestal hebben ze een averechts, ronduit verlammend effect. Ik denk dat roeszoekende schrijvers vooral middelen gebruiken buiten het schrijven om, op de momenten dat ze niet scheppen, om weer zacht te kunnen landen in de werkelijkheid. Schrijven – ik spreek uit ervaring – roept vanzelf een roes op. De omgeving verdwijnt, de binnenwereld neemt het over, nieuwe betekenissen verschijnen.

Wat bij mij wél stimulerend werkt, is kort voor het schrijven in een halfslaap afzinken. Op de bank gaan liggen, muziek luisteren, poëzie lezen en langzaam een sluimergebied betreden. Beelden en sferen kruipen als vanzelf uit de spelonken van het onderbewustzijn en beginnen met de ratio te worstelen. Gebeurt dat niet, dan wil een potje soloseks nog wel eens helpen. De vrijkomende stofjes, de vermoeienis (tip: het klaarkomen een paar keer uitstellen), de dromen – ze gaan een impressieve verbinding met elkaar aan. Onzin? Dacht het niet.

‘Masturbatie maakt grote hoeveelheden dopamine vrij’, schrijft het gezaghebbende Gezondheidsweb. Klaarkomen kan hetzelfde effect hebben als drugs. Bij een orgasme komen grote hoeveelheden neurochemicaliën vrij die ons een goed gevoel geven. Dat geldt natuurlijk ook voor vrijen, maar schrijven is een solitaire bezigheid, dus masturbatie ligt meer voor de hand. Bovendien kan vrijwel geen enkele schrijver zich dienstbare dienstmeisjes en dorstige dellen permitteren, zoals de promiscue, onblusbare Georges Simenon. De Franse successchrijfster Catherine Millet had tientallen minnaars schietklaar staan, maar ook zij is een uitzondering. Soloseks is veelal de oplossing.

Soms is het moeilijk om van de bank af te komen en achter het toetsenbord plaats te nemen, want je wilt zo lang mogelijk in die magische gemoedstoestand blijven dwalen. Een notitieboekje is een tussenoplossing, maar uiteindelijk moet je als schrijver toch meters maken. Gelukkig keert een deel van de magie tijdens het schrijven terug. En zo niet, dan klik ik op YouPorn of Tube8, open ik mijn broek en laat ik de inspiratie opnieuw tot mij komen – om die vervolgens weer te laten vloeien.

Arthur Rimbaud en Gustave Flaubert – twee imperatieve roeszoekers – beweerden dat alcohol de factor is die het meest heeft bijgedragen aan de vernieuwing van de literatuur. Ik waag dat te betwijfelen, volgens mij komt die eer toe aan masturbatie. Bij Gerard Reve voltrok zich het wonder van het herenenkelspel naar eigen zeggen zeven of achtmaal per dag. Met zichtbaar resultaat. In Openbaring dichtte hij: ‘Is er nog nieuws? Jawel./ Goed nieuws, zeer goed zelfs. Spreek maar gerust/ van blijde tijding:/ God trok Zich af terwijl Hij dacht aan mij.’

Ook voor niet-schrijvers een les: handen in de broek, niet aan de fles.

(verscheen eerder in Brabants Dagblad, 26 november 2016)