Vandaag verschenen in Limburger en Limburgs Dagblad:

‘Limburg moet zijn mijnverleden leren vermarkten.’ Dat schreef prof. dr. Wiel Kusters in zijn laatste prachtboek, In en onder het dorp – Mijnwerkersleven in Limburg. Volgens de emeritus-dichter biedt de kolenhistorie volop kansen voor een culturele en economische wederopbouw van Zuid-Limburg. ‘De provincie krijgt zo weer smoel, telt weer mee in de vaart der volkeren en haalt uiteindelijk grote industriële bedrijven binnen.’
Onzin natuurlijk, nog los van het lelijke taalgebruik. Dat de mijnwerkerszoon al jarenlang het poekkele en sjravele gebruikt om zijn vastgelopen schrijverscarrière vlot te trekken, is al erg genoeg. Laat Limburg alsjeblieft niet opnieuw de onderdanigheid van de koempel omarmen, maar inzetten op de tegenwoordige tijd. Kusters is een oude man met breukpijlers in zijn hoofd.
Dat laatste verklaart ook waarom hij in zijn boek meermaals Geert Wilders citeert – ‘Limburg moet terugkeren naar de roots, naar de schutterijen en het zuurvlees’ – zónder afstand te nemen van diens abjecte denkbeelden. Het Blonde Beest Uit Venlo is Limburg op zijn ergst. Een amalgaam van gecultiveerde angst, geestelijke luiheid en slaafse onderworpenheid. Hoe zullen historici over pakweg dertig jaar tegen de geblondeerde rechts-extremist aankijken? Zullen ze zich verwonderen over het geringe verzet tegen zijn fascistische uitspraken? Zullen ze zich verbazen over zijn populariteit in het oer-katholieke Limburg?
Natuurlijk, de provincie heeft zich nog altijd niet volledig hersteld van de mijnsluiting, en de economische crisis werkt ook niet mee. Maar om dan en masse een ‘politicus’ te omarmen die het zondebokprocedé tot norm verheft? Nee, Geert Wilders. Nee, Wiel Kusters. Limburg heeft zelfvertrouwen nodig, geen zondebokken. De Polen hebben geen schuld aan de misère, de Marokkanen ook niet. Het zijn onze eigen wortels die stinken. Ze hebben vers water nodig, maar worden begoten met geweckt rioolvocht.
Toen ik op mijn negentiende vanuit Landgraaf naar Tilburg verhuisde, zei mijn omgeving: hij vertrekt naar Holland – het klonk bijna alsof ik een verrader was. Zeventwintig jaar later ben ik nog altijd die ‘Hollander’, terwijl de rest van Nederland nauwelijks onderscheid maakt tussen Brabant en Limburg. Er is in de tussentijd dus niks veranderd. Limburg voelt zich nog altijd misdeeld, een wormvormig aanhangsel van Holland.
Die minderwaardigheid, die angst, moet uit het systeem worden verbannen. Limburg is een prachtprovincie met volop perspectieven – cultureel én economisch. Om die te verzilveren is wel durf nodig, assertiviteit. De tijd van katholiek gekonkel en indirect gesmoes moet een keer afgelopen zijn. Hop, de mouwen opstropen en – in Algemeen Beschaafd Nederlands – vol trots uitroepen: hier zijn wij dan!
Waarom in het Nederlands? Omdat het Limburgs dialect is opgetrokken uit inferioriteit, lijdzaamheid en derderangs fonetiek. Het symboliseert alles wat Limburg tegenhoudt om een zelfbewuste provincie te worden – óók vanuit niet-Limburgs perspectief bezien. Wie in een Zuid-Limburgse stad gaat winkelen, krijgt geen woord Nederlands te horen. Dat is niet altíjd onwil, een deel van het winkelpersoneel is het ABN helemaal niet machtig. Ook ik heb familieleden die geen betoog in het Nederlands kunnen houden, laat staan een brief kunnen schrijven.
Natuurlijk zal het overgrote deel van de (met lange tenen gezegende) lezers zich beroepen op traditie, op cultuur, op ‘het is altijd zo geweest’. Tegen hen wil ik zeggen: vergeet niet dat nog niet zo heel lang geleden het Frans de voertaal was. Het verleden is geen excuus om vast te blijven houden aan wat de mieë’derheet wil. De meerderheid wil van alles – PVV aan de macht, herinvoering doodstraf, und so weiter. Luister eens naar de minderheid die wél ergens over nadenkt en verban het dialect (niet het accent). Hop, weg ermee! Nu Nederland langzaam opgaat in een grotere bestuurlijke constellatie – Europa – is het moment daarvoor aangebroken.
Het pleidooi van prof. dr. Wiel Kusters om het mijnverleden te reanimeren kan dus samen met het dialek de prullenbak in. Laat de Limburgers gewoon – ja, gewóón – Nederlanders worden, met alles wat daarbij hoort. En Europeanen, samen met de Duitsers en Belgen, die aan de andere kant van de ‘grenzen’ wonen.
Wilhelmus van Nassouwe/ Ben ick van Duytschen Bloedt,/ Den Vaderland ghetrouwe/ Blijf ick tot inden doet;/ Een Prince van Orangien/ Ben ick vry onverveert./ Den Coninck van Hispangien/ Heb ick altijt gheeert.

A.H.J. Dautzenberg (Heerlen, 1967) is schrijver. Hij woont en werkt in Tilburg-Noord. In januari verschijnt zijn nieuwe verhalenbundel En dan komen de foto’s bij Uitgeverij AtlasContact, Amsterdam. www.ahjdautzenberg.nl