NRC Handelsblad:
De dag dat Ronnie O’Sullivan wereldkampioen snooker 2013 werd, is ook een revolutionaire dag voor de Nederlandse poëzie.  Schrijver A.H.J. Dautzenberg koos die dag om zijn bundel met een nieuw genre poëzie uit te brengen: snookergedichten (…) Het lijkt een onvermijdelijke stap, nadat de Vlaamse Paul van Ostaijen in 1921 de concrete, beeldende poëzie BOEM paukeslag schreef. En Jan Hanlo in 1952 experimenteerde met klankgedichten als Oote Oote Boe. Dautzenberg plaatst zich met deze gedichten in die traditie (…) Dautzenberg helpt de poëzie voorbij een dood punt.

Charlotte Mutsaers:
Kopen! Prachtig uitgegeven. Lust voor oog en brein. Bovendien zet deze bundel je ook nog aan om je te verdiepen in het snookeren. Poëzie!

Brabant Literair:
Dautzenberg redt zich uit deze paradox: weliswaar schept de dichter een universum, maar hij doet dat zonder taal. Hij doet het met snookerconfiguraties, kleurige vormen, volgordes en afwisselingen van bolletjes zoals die zich in het snookerspel kunnen voordoen, maar die Dautzenberg, als ware hij een probleemschaker, geconstrueerd heeft. Een vorm van visuele poëzie dus (…) Waar ‘klassieke’ visuele dichters doorgaans de tekst typografisch zo vormgeven dat er een betekenisaspect toegevoegd wordt, zoals in een gedicht waarin Parijs bezongen wordt en dat de vorm van de Eiffeltoren heeft, of zoals in een ander calligramme van Apollinaire dat gaat over een stropdas en de vorm heeft van die das of over een paard en dat eruit ziet als een paard, daar beperkt Dautzenberg zich tot strikte vorm. In zijn snookergedichten geen woorden, geen letters, geen typografische symbolen, alleen ballen, kleuren en in verschillende configuraties (…) Dautzenbergs titels suggereren heel vaak dat er een wereld achter het beeld gezocht moet worden (…) Dautzenberg ziet een gedicht klaarblijkelijk als een deur naar een verborgen wereld. Bizar voor iemand die zulke concrete beelden gebuikt. Abstractie is blijkbaar niet aan hem besteed, hoewel er nauwelijks abstractere vormen te bedenken zijn dan Dautzenbergs snookerstructuren. Dautzenberg is geen abstract kunstenaar, maar een symbolist.

Martinus Benders, uitgever van kwaliteitspoëzie:
Het zijn spannende dagen in de Nederlandstalige poëzie  Nu Jacques Breukers bezig is met zijn befaamde bloemleescanon ‘Mijn Canon, Mijn kwaliteitspoëzie’ besloot ook Burgerdandy Kabouter Snautzendwerg met een spannende dichtbundel op de propjes te komen (…) Dit is wat de Nederlandse poëzie nodig had. Bolletjes. Poëzie met bolletjes. Bravo Kabouter Snautzendwerg, Wasmachien! Natuurlijk, een ongezellig lezer zou eens de vraag kunnen stellen: waarom moet ik een boekje kopen als ik al van tevoren weet wat erin gaat staan? Waarom wordt hier de fictieve discussie ‘of dit poëzie is’ aangezwengeld, wat boeit mij dat nou, of dit poëzie is?

Leo Hermens, dichter:
Mijn dochter heeft een aantal strijkkralengedichten gemaakt. Die ga ik nu maar eens herlezen.

Brabants Dagblad:
Voor wie geïnteresseerd is in het schitterende lulverhaal dat Anton over zijn nieuwste experiment te vertellen heeft, verwijzen we naar de website van De Optimist. Daar legt hij in volzinnen uit waarom je volgens hem helemaal geen taal nodig hebt voor poëzie. Dat is alvast evidente lariekoek (…) Hij is trouwens goed op dreef als titelmaker, beter dan als schikker van de uit ballen bestaande stillevens tenminste (…) Dat is precies Na de punt: een bundel die wel ballen heeft, volop ballen zelfs, maar ballen die alle kanten uit lopen.

L1 Radio:
Dautzenberg plaatst zich in de traditie van de experimentele poëzie (…) Het is meer dan een grap (…) Dautzenberg schept een universum dat daadwerkelijk iets vertelt (…) Het ziet er bovendien fleurig uit (…) Dit is de zoveelste loot aan de boom van Dautzenbergs eigen poëtica: niets aantrekken van grenzen en conventies doorbreken (…) De lezer moet zijn best doen en ook grenzen durven doorbreken. Een literair statement.